Titel: Landschappen in Nederland.

Onderwerp: leerlingen kennis laten maken met de verschillende landschappen in Nederland.

Schooltype: VMBO.

Niveau: klas 2.

Vakgebied: aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer, economie.

Eindproduct: antwoorden inleveren op de gemaakte vragen. 
Tijdsinvestering: 2 uur.

Leerdoelen:  De leerling kan ruimtelijke gegevens op diverse schaal analyseren.

                     De leerling kan gegevens in hun context plaatsen.

                     De leerling kan informatie uit diverse bronnen halen.

                     De leerling leert ICT-vaardigheden aan

                     De leerling kan van verschijnselen voor- en nadelen noemen

                     De leerling kan een conclusie trekken.

De leerdoelen sluiten aan op de volgende kerndoelen voor het VO onderwijs:

38 kennis/inzicht:  Nederland, Europa, de wereld en de omgeving

41 Atlas en kaarten gebruiken

42 Werk en zorg, wonen en creëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu

Webquestmaker: Sandra Mul. Voor mijn studie 2e graads Aardrijkskunde docent heb ik voor het vak geografisch instrumentarium deze website gemaakt. Deze website sluit goed aan bij één van de gebruikte methodes (Plein M) op mijn school.

 

Antwoorden op de gestelde vragen:

Duinlandschap:

1. Hoe zijn de duinen ontstaan?

Door de invloed van zee, wind en begroeiing.

2. Waarom speelt begroeiing zo’n belangrijke rol in het duinlandschap?

Anders zou de duin door wind weer verdwijnen.

3. Welke twee plantsoorten groeien op de duin?

Biestarwe en helmgras

4. Waarom plant de mens helmgras?

Omdat helmgras met zijn wortels het zand vast houdt.

 Hoogveenlandschap:

1. Waar in Nederland vinden we hoogveen?

Op kleine plekken in Noord Brabant en in het noorden van ons land.

2. Waarom vinden wij bijne nergends in Nederland meer hoogveen?

Omdat het bijna overal is afgegraven.

3. Waarom worden planten in het water niet goed afgebroken?

Vroeger bestond een groot deel van Nederland uit moeras. De planten die dood gingen kwamen onder water terecht. Omdat daar geen zuurstof bij komt werden deze plantenresten niet goed afgebroken.

4. Leg uit hoe dalgrond ontstond

Als het hoogveen was afgegraven werd het weer geschikt gemaakt voor landbouwgrond. De bolster (bovenste veenlaag) werd terug op de afgegraven grond gegooid. De zandgrond werd dan gemengt met bolster zo ontstond goede landbouw grond.

5. Hoe worden de dorpen die in deze gebieden liggen genoemd?

Kanaaldorpen.

Laagveenlandschap:

  1. Deze afbeelding is een voorbeeld van een laagveen landschap

Filmpje over laagveen start vanaf 11.00 minuten.

2. Laagveen ligt onder zeespiegel.

3. Beschrijft waaraan je een laagveenlandschap herkent:

Langgerekte dunne kavels

4. Hoe zijn deze langgerekte kavels ontstaan?

Laagveen was eerst moeras. De boeren trokken het gebied in en bouwden boerderijen langs de rivier. Iedere boer mocht een stuk grond achter zijn huis ontginnen. Dit deden ze door sloten te graven. Hierdoor werd de bovenste grondlaag droog en kon er vee grazen.

5. Wat waren de gevolgen van de inklinking?

Land kwam lager te liggen en de mensen moesten zichzelf beschermen door dijken te bouwen.

6. Hoe heten de dorpen en waarom kregen de dorpen deze naam?

Streekdorpen

De dorpen waren langgerekt en lagen langs het water.

Lösslandschap:

Vragen bij filmfragment:

a Wie hebben er een grote rol gespeeld bij het ontstaan van de heuvels in Limburg?

Rivieren en dalen.

B Waar is Löss erg geschikt voor?

Akkerbouw en landbouw

C Leg het verschil tussen droge en natte löss uit.

Droge löss voelt kruimelig en los aan

Natte löss is heel kleverig en je kunt goed zien dat de grond het water goed opneemt.

D Wat zijn holle wegen?

Dit zijn wegen waar de grond is weg gespoeld waardoor de wegen er hol uitzien.

E waar gebruikte de mensen mergel voor?

Ze maakten er stenen van en het wordt nu nog gebruikt voor de cement industrie.

Bron 2:

F Waar bestaat de grondsoort Löss uit?

Löss bestaat uit kwarts en kleimineralen. De losdeeltjes zijn iets groter dan kleideeltjes maar veel kleiner dan zandkorrels.

Rivierkleilandschap:

1. Welke rol heeft een rivier?

Voert water af

Voert grind, zand en slib af (transport) hierdoor heeft de rivier een grote invloed op de omgeving.

Ook hoog en laag water heeft grote invloed op de omgeving.

2. Waarom verandert een rivier door de jaren heen?

Dit komt door de bochten in een rivier. De buitenbocht stroomt sneller dan de binnen bocht. Hierdoor wordt de buitenbocht steeds groter en de binnenbocht steeds kleiner.

3. Waarvoor gebruikte de mens vroeger de oeverwal en waarvoor de kom?

De oeverwal werd gebruikt om huizen en dorpen op te bouwen.

De kom werd gebruikt voor akkerbouw.

Filmfragment over het grondgebruik:

1. Waar is de grond uit samengesteld?

Klei en zand

2. Door deze samenstelling is de grond vrij kruimelig en droog. Waarvoor zijn deze oeverwallen uitermate goed geschikt?

Akkerbouw

Fruitteelt

3. Waarvoor wordt een kom alleen gebruikt als deze te nat is?

Voor hooiland.

4. Wat is kenmerkend voor een kom?

Aan de kaasrechte wegen die door de weilanden lopen en her en der een boerderij. De boeren willen dicht bij hun vee wonen.

Zandlandschap:

De ligging van het zandlandschap:

1. Omschrijf kort bij de drie verschillende zandgebieden in Nederland de kenmerken.

a Het noordelijk zandgebied

Een vrij laag glooiend gebied waar kleileem en dekzand aan het oppervlak liggen.

b Het midden Nederlands zandgebied

Omvat stuwwallen zoals de Veluwe en het Montferland met daartussen laaggelegen zacht glooiende dekzandgebieden.

c Het zuidelijk zandgebied

Een vrij vlak gebied, op de licht glooiende zandverstuivingen na, waar dekzand en oude rivierzanden aan de oppervlak overheersen.

Kenmerken en uiterlijk:

2. Leg uit hoe een pingoruine ontstaat.

Opwellend grondwater bevriest

Een ijsklomp groeit

Duwt de grond omhoog

Grondlaag breekt en valt naar beneden

Er blijft een rond meertje achter

3. Hoe is een stuwwal ontstaan?

Een zware gletsjer schuift aarde (sediment) voor zich uit.

Waar het ijs stopt ontstaat een langgerekte heuvel, een stuwwal.

4. Wie veroorzaakt de dekzand ruggen?

De wind.

5. En de laatste vraag, deze ga je zelfstandig zoeken op de web pagina. Wanneer is het Nederlandse zandlandschap gevormd?

Het Nederlands zandlandschap is bijna helemaal tijdens het Pleistoceen gevormd (ongeveer 2,6 miljoen - 10.000 jaar geleden).

Zeekleilandschap:

  1. Waar vinden wij zeeklei?

Zuid westen van Nederland

In het gebied rond het ijsselmeer

In het Noorden van Nederland

2. Waar bestaat zeeklei uit?

  • Zand
  • Slibdeeltjes

weblink geologie van Nederland:

3. Terpen zijn aangelegd door de mens, leg uit waarom.

Vroeger hadden ze veel last van overstrommingen. Dus bouwden de mensen heuvels in geval van nood. Dit was vooral handig voor de herders die ver van huis waren.

4. Leg uit waarom jij denkt dat in Laag- Nederland wel zeeklei voorkomt en in hoog-Nederland niet.

Omdat laag-Nederland regelmatig overstroomde door de zee. En zoals wij eerder in de filmpjes hebben kunnen zien zorgt de zee voor klei.

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb